2009-03-19 - Nr. 8

08/28

Dermatoloog, 63 jaar oud, gedurende ruim 21 jaar werkzaam in het ziekenhuis, in een eenmanspraktijk, terwijl zijn (3) collega-dermatologen een maatschap (hierna “W”) vormen, zonder dat ooit enige samenwerking tussen A en W tot stand is gekomen, ook niet in de vorm van een waarneemregeling. Dit gebrek aan samenwerking heeft al eerder tot een procedure heeft met als inzet opzegging van de toelatingsovereenkomst, die door het Scheidsgerecht, bij vonnis van 30 augustus 2001, in stand is gelaten. Het ziekenhuis heeft de toelatingsovereenkomst met A inmiddels wederom opgezegd, op een termijn van 6 maanden, wegens ernstige veronachtzaming van plichtsbetrachting door A en bemoeilijking van de samenwerking binnen het ziekenhuis, zodanig dat voortzetting van de werkzaamheden door A in redelijkheid niet van het ziekenhuis kan worden gevergd. A vraagt daartegenover het Scheidsgerecht benoeming van een onafhankelijke deskundige die zal moeten bepalen wat nodig is om tot een aanvaardbaar niveau van patiëntenzorg te komen en onnodige belasting van medewerkers te voorkomen en voorts vraagt A bij voorlopige voorziening schorsing van de opzegging van de toelatingsovereenkomst, alsmede A toe te staan zijn werkzaamheden op de poli volledig te hervatten.

Opzegging van de toelatingsovereenkomst blijft in stand nu sprake is van een zodanig verstoorde verhouding tussen partijen dat voortzetting van het ziekenhuis niet in redelijkheid kan worden gevraagd, reden waarom het door A. gevorderde, nu dat uitgaat van terugkeer van A, wordt afgewezen Nu de gewichtige redenen die tot opzegging hebben geleid en in overwegende mate niet aan het ziekenhuis te wijten zijn, doen zich geen gronden voor ten laste van het ziekenhuis een aan A te betalen schadeloosstelling te bepalen, ook niet op gronden van billijkheid. A miskent zijn primaire verantwoordelijkheid voor een goede waarnemingsregeling, zij het dat ook W hierin tekort is geschoten en ook het ziekenhuis in dit opzicht in onvoldoende mate zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. De medisch inhoudelijke kwaliteiten van A staan overigens niet ter discussie. Vordering van A tot betaling van goodwill volgens de richtlijn van de OMS, toegewezen.

Bijlage:PDF Nr. 8