2006-12-18 - Nr. 12

06/13

De Stichting verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen haar en verweerder, in 1992 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van het Stichting als directeur/lid van de directie. Deze rechtsvoorganger is na in 1994 te zijn gefuseerd met een ziekenhus, in 2005/2006 wederom gefuseerd met nog een ander ziekenhuis, waaruit de Stichting is ontstaan. Verweerder was van 1992 tot 2000 directeur zorgverlening op een van de locaties van de rechtsvoorganger van de Stichting en vanaf 2000 divisiedirecteur tevens lid van de driehoofdige directieraad. Vanaf 2004 is verweerder directeur projecten. Na voltooiing van de laatste fusie is verweerder in de nieuwe structuur niet opgenomen in de raad van bestuur van het Stichting. De raad van toezicht van het Stichting heeft verweerder medegedeeld met hem een beëindigingsregeling te willen treffen. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken. Verweerder ontvangt een salaris van
€ 10.027,30 bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld en 5% eindejaarsuitkering.
Het Scheidsgerecht wijst de ontbinding toe met ingang van 1 januari 2007 op grond van een verandering van omstandigheden ex art. 7:685 BW, nu de functie van verweerder ten gevolge van reorganisatie is komen te vervallen.. Verweerder zal per 1 januari 2007 gebruik maken van de OBU-regeling, zonder echter aanspraak te maken op wachtgeld.
Partijen achten een beëindigingsvergoeding naar redelijkheid en billijkheid op haar plaats en stellen deze vast op € 244.279,-- te voldoen aan verweerder op een door hem aan te geven wijze. Daarnaast volgt eindafrekening van niet-opgenomen vakantie- en seniorendagen en voorst zijn partijen het eens over een vergoeding van kosten van rechtsbijstand aan verweerder van € 15.000,-- exclusief BTW, waarbij verzoekster ook de kosten van het Scheidsgerecht voor haar rekening zal nemen. Het Scheidsgerecht beslist conform de hiervóór samengevatte tussen partijen bereikte regeling.

Bijlage:PDF Nr. 12