2006-07-27 - BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID, MAATSTAF, INTERPRETATIE STATUTAIRE BEPALINGEN OVER VERWERVING VAN ONROERENDE ZAKEN EN AANGAAN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

05/06

Een ex-bestuurder van een stichting die instellingen voor verstandelijk gehandicaptenzorg exploiteert, wordt door zijn ex-werkgever in rechte betrokken. De stichting vordert in conventie een verklaring voor recht dat de ex-bestuurder op de voet van artikel 2:9 BW aansprakelijk is voor de geleden en te lijden schade van de stichting en schadevergoeding voor de reeds geleden schade vanwege drie onroerende zaaktransacties en een gesloten samenwerkingsovereenkomst. In reconventie vordert de ex-bestuurder een verklaring voor recht dat de stichting jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door het doen van belastende en onjuiste uitlatingen over zijn functioneren c.q. de reden van zijn vertrek, verwijzing naar een schadestaatprocedure en veroordeling van de stichting tot publicatie van een rectificatie in diverse organen.

De vorderingen in conventie worden afgewezen. Het Scheidsgerecht hanteert voor de beoordeling van het geschil de maatstaf dat aansprakelijkheid van de bestuurder slechts kan worden aangenomen indien sprake is van een onmiskenbare tekortkoming in verband met ernstige verwijtbaarheid wegens het niet vervullen van de hem opgedragen taak. Het Scheidsgerecht oordeelt dat niet is komen vast te staan dat de bestuurder destijds de statutaire bepalingen heeft geschonden of anderszins onbehoorlijk heeft gehandeld. Dat in een grote instelling als deze de raad van toezicht het beleid op hoofdlijnen goedkeurt in de vorm van goedkeuring van beleidsplannen en begrotingen acht het Scheidsgerecht niet ongebruikelijk. Voor zover de beslissingen van de bestuurder in dit beleid pasten en de raad van toezicht over de aankopen resp. de samenwerkingsovereenkomst was geïnformeerd, kon de ex-bestuurder geen verwijt worden gemaakt. Dit temeer nu de bestuurder door de raad van toezicht in de desbetreffende jaren steeds décharge is verleend. De verwijten die de stichting de ex-bestuurder maakte, achtte het Scheidsgerecht onvoldoende om aansprakelijkheid van de ex-bestuurder aan te nemen. Daarbij kwam ook dat de namens de stichting gestelde schade niet steeds toegeschreven zou kunnen worden aan het handelen van de ex-bestuurder.

De vorderingen in reconventie worden eveneens afgewezen nu niet gebleken is van beschadiging van de eer of goede naam van de ex-bestuurder dan wel dat de stichting zich schuldig heeft gemaakt aan het uiten van valse beschuldigingen over de ex-bestuurder.

Bijlage:PDF BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID, MAATSTAF, INTERPRETATIE STATUTAIRE BEPALINGEN OVER VERWERVING VAN ONROERENDE ZAKEN EN AANGAAN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST