2000-10-05 - OPHEFFING VAN OP NON-ACTIEF STELLING VAN DIRECTEUR.

13

Blijkens artikel 16, lid 1, van de arbeidsovereenkomst kan de directeur op non-actief worden gesteld indien de voortgang van de werkzaamheden, door welke oorzaak dan ook, ernstig wordt belemmerd. Hiervan is niet gebleken. Te minder is gebleken van een situatie die de handelwijze van de Raad van Toezicht met betrekking tot de op non-actief stelling kan rechtvaardigen. De Raad van Toezicht heeft in ernstige mate gehandeld in strijd met de verplichtingen van een goed werkgever door, buiten medeweten van eiseres een onderzoek in te stellen naar haar functioneren, haar in dat onderzoek niet te (doen) betrekken, haar over het rapport niet te informeren, haar niet in de gelegenheid te stellen op het rapport te reageren en haar volslagen onverwacht met het besluit van de Raad van Toezicht te confronteren. Het staat vast dat er geen feitelijke onmogelijkheid bestond eiseres over het onderzoek te informeren en haar daarin te betrekken. Uit hetgeen verweerster heeft aangevoerd blijkt voorts niet van een zodanig nijpende situatie in de organisatie dat medewerking en reactie van eiseres op dit rapport niet konden worden afgewacht. De handelwijze van verweerster met betrekking tot de non actief stelling is jegens eiseres dan ook onbehoorlijk.

Bijlage:PDF OPHEFFING VAN OP NON-ACTIEF STELLING VAN DIRECTEUR.