2000-03-09 - ONTBINDING VAN ARBEIDSOVEREENKOMST VAN DIRECTEUR. WACHTGELD. FICTIEVE OPZEGTERMIJN. KOSTEN VAN RECHTSBIJSTAND.

04

Het Scheidsgerecht weegt bij zijn oordeel dat de houding van de Raad van Toezicht ten opzichte van verweerder wel zeer abrupt gewijzigd is op 3 februari 1999 en dat de Raad van Toezicht uitsluitend op grond van een summier rapport, waarin ook de OR verwijten worden gemaakt, onmiddellijk naar het zwaarste middel, namelijk schorsing en beëindiging van de arbeidsrelatie, heeft gegrepen. Van verweerder mocht een actievere houding worden verwacht met betrekking tot de instelling van een commissie van bemiddeling en advies -desnoods in rechte- gezien zijn belangen daarbij. Anderzijds is het aan het Scheidsgerecht duidelijk geworden op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dat de Raad van Toezicht verweerder geen enkele gelegenheid heeft gegeven het rapport te bestuderen en dat de Raad van Toezicht heeft nagelaten hem te horen naar aanleiding van het rapport en haar voornemen hem te schorsen. Daardoor heeft verweerder niet de gelegenheid gehad zijn werkhouding te verbeteren. Nu ter zitting bovendien is gebleken dat de bevindingen van het CMCO ook voor de Raad van Toezicht geheel onverwacht waren, mag eiseres in deze een ernstig verwijt worden gemaakt en heeft zij zich niet als goed werkgeefster gedragen. Hierbij speelt tevens een rol dat eiseres zich onvoldoende terughoudend heeft opgesteld tegenover de pers. Tot slot neemt het Scheidsgerecht in ogenschouw dat verweerder inmiddels 57 jaar is en de arbeidsmarkt in zijn situatie niet ruim is.
Een vergoeding voor verweerder is redelijk. Hetgeen verweerder vraagt, is echter excessief.
Het Scheidsgerecht oordeelt het redelijk dat - indien en in zoverre zulks niet reeds uit de wachtgeldregeling zou volgen - verweerder recht heeft op een vergoeding in de vorm van wachtgeld conform de bij de CAO behorende wachtgeldregeling ingaande op de dag van ontbinding van de arbeidsovereenkomst uiterlijk tot aan zijn OBU gerechtigde leeftijd. Gelet op de omstandigheden van deze zaak acht het Scheidsgerecht het billijk dat indien en voorzover verweerder gedurende de fictieve opzegtermijn geen WW-uitkering mocht ontvangen eiseres het wachtgeld zal aanvullen tot het bij de wachtgeldregeling bepaalde percentage van het laatstgenoten salaris. Daarnaast acht het Scheidsgerecht een vergoeding ten bedrage van ƒ 90.000,-- bruto aan verweerder redelijk. De vergoeding voor kosten van rechtsbijstand bepaalt het Scheidsgerecht volgens zijn gebruikelijke tarieven.

Bijlage:PDF ONTBINDING VAN ARBEIDSOVEREENKOMST VAN DIRECTEUR. WACHTGELD. FICTIEVE OPZEGTERMIJN. KOSTEN VAN RECHTSBIJSTAND.